BOSOS In groep 1 en 2 worden de leerlingen gevolgd door middel van het kleutervolgsysteem BOSOS. De leerlingen worden gevolgd op het gebied van visuele-motorische ontwikkeling, taal/denk-relaties, auditieve ontwikkeling, ontwikkeling rekenvoorwaarden, sociaal-emotionele ontwikkeling. In groep 1 wordt op leeftijdsmaanden geobserveerd om zo een duidelijk beeld te krijgen van de ontwikkeling van de leerling. Na de 4.3 jaar wordt om de drie maanden geobserveerd aan de hand van de tussendoelen van SLO. In groep 2 wordt eerst nog een observatie van 5.0 jaar uitgevoerd, als de leerling in groep 2 pas 5 jaar wordt, en daarna op vaste maanden oktober, januari, april (voor items die in januari nog niet volledig beheerst worden) en tenslotte eind groep 2. Aan de hand van de observatiegegevens plannen de leerkrachten hun beredeneerde aanbod middels een themaplanner. Hierin komen de doelen samen in een voor de leerlingen aansprekend thema. Wanneer bepaalde items niet geobserveerd worden bij een leerling, wordt hier niet meteen iets in het lesaanbod aangepast. Aangezien de ontwikkeling van kleuters sprongsgewijs verloopt, wordt de leerling eerst een periode nader gevolgd. Wanneer een belangrijk item de tweede periode nog steeds niet wordt geobserveerd, gaat de leerkracht het aanbod voor de leerling aanpassen, om te stimuleren dat de leerling de ontwikkeling in de groep laat zien. Handelings- en opbrengstgericht werken Vanaf groep 3 brengen wij de tussenresultaten van de vakken technisch lezen, spelling, rekenen en begrijpend lezen (v.a. gr 4) in beeld met de niet-methodetoetsen van het IEP leerlingvolgsysteem (toetsen in januari en juni) en de toetsen van de lesmethodes. Twee keer per jaar (juni en januari) wordt er een uitgebreide analyse gemaakt van de groepsresultaten op de IEP-toetsen en individuele resultaten. De uitkomst van de analyse wordt gepresenteerd tijdens de Start-Koers-Eindgesprekken. Per vakgebied, per toets wordt de instructiebehoeften van de verschillende leerlingen begrepen en worden leerlingen ingedeeld in grofweg drie categorieën: veel instructie, gemiddelde instructie en weinig instructie. In november en april wordt er een tussenevaluatie gemaakt aan de hand van de resultaten op de methodetoetsen. Instructie onafhankelijk Binnen deze structuur vinden wij het van belang dat leerlingen die weinig instructiebehoefte hebben, deze instructie ook niet krijgen. Veelal maakt instructie deze leerlingen gemakzuchtig en afhankelijk van de leerkracht. Wellicht goed voor de toetsresultaten, maar minder goed voor het leren leren van de leerling. Deze leerlingen kunnen vaak na een korte (of geen) instructie aan de slag, waarna ze werken aan verrijkingswerk. Wanneer deze leerlingen onvoldoende (ten aanzien van de verwachting) scoren op een methodetoets wordt er geanalyseerd wat het probleem is: maakt slordigheidsfouten gebruikt een onhandige / onjuiste strategie heeft toch instructie nodig moet werken aan reflectief vermogen, leren leren, leren hulp vragen etc. Op basis van deze informatie kijkt de leerkracht, welke ondersteuning deze leerling moet krijgen om de volgende toetsen wel naar verwachting te maken. Instructie-afhankelijk Leerlingen die veel instructie nodig hebben, krijgen een zogeheten verlengde instructie. Hierbij wordt de stof herhaald met behulp van andere materialen of andere uitleg die beter past. Voor leerlingen die nog steeds moeite hebben met bepaalde stof kunnen we binnen de groep helpen, door lesaanbod in een subgroep. Dit is vaak op een ander moment, bijvoorbeeld tijdens lezen of zelfstandig werktijd. Hierbij wordt er in een korte periode doelgericht gewerkt aan een bepaalde vaardigheid. Methodetoetsen De methodetoetsen worden ook gebruikt om het lesaanbod te plannen. Op basis van de instructiebehoeften van de leerlingen uit het groepsplan, beslist de leerkracht aan welke doelen gewerkt moet worden en op welke manier. Er worden notities gemaakt van leerlingen die een bepaald onderdeel extra uitgelegd moeten krijgen en dit wordt opgenomen in de planning. Voor leerlingen die instructie-afhankelijk zijn, wordt ook gekeken wel materialen of oefeningen wellicht beter aansluiten bij de instructie en verwerking.