Iedereen die met kinderen te maken heeft (ouders/verzorgers en leerkrachten) weet dat geen enkel kind hetzelfde is. Ieder kind maakt zijn eigen ontwikkeling door. Op school betekent dit dat sommige kinderen het onderwijsaanbod precies kunnen volgen. Anderen leren sneller en weer anderen leren langzamer of anders. In onze dagelijkse lessen houden wij rekening met die verschillen tussen kinderen; dit is ook een belangrijk uitgangspunt bij de keuze van onze methodes. Voor taal bij kleuters, rekenen bij kleuters, technisch lezen, rekenen, spelling en begrijpend lezen hebben we onderwijsplannen geschreven waarin precies beschreven staat hoe wij binnen deze vakgebieden passend onderwijs verzorgen in de groepen. In deze plannen beschrijven we de doelstelling op schoolniveau, welke leerlijn we gebruiken, hoeveel leertijd we inzetten, hoe we ons didactisch handelen vormgeven en welke didactische strategieën we inzetten, hoe we differentiëren en de lessen organiseren en wat per leerjaar de cruciale leerdoelen zijn. Om ons inzicht te geven in de prestaties van kinderen maken wij gebruik van methode- gebonden en niet - methodegebonden toetsen. Zij zijn voor de leerkracht een handreiking om de kinderen beter op niveau te begeleiden. Hierdoor kunnen we snel haperingen signaleren en daarop reageren middels kortdurende of wat langere interventies. Ook zien we zo welke kinderen uitdagender werk aan kunnen. De toetsgegevens van de methode-gebonden en niet- methodegebonden toetsen leggen we vast in het digitale leerlingvolgsysteem ParnasSys. Met behulp van het digitale leerlingvolgsysteem kunnen we t.a.v. de niet-methodegebonden toetsen ook zien hoe onze kinderen het doen ten opzichte van kinderen van andere scholen in Nederland. Ook hebben we een dyslexieprotocol. Dit betekent dat de leerlingen van groep 1 t/m 8 extra goed gevolgd worden wat betreft hun taalontwikkeling (groep 1-2) en hun technisch leesniveau (groep 3-8). Het leerlingvolgsysteem is een goed middel om de ontwikkeling van de kinderen te volgen zodat, als dit nodig mocht zijn, het onderwijs aangepast kan worden. Een leerlingvolgsysteem volgt een kind van groep 1 t/m groep 8. Een kind ontwikkelt zich immers door de hele school heen. Naast toetsen volgen we wekelijks de ontwikkeling van de kinderen door observaties en controles van schriftelijk werk. Voor leerlingen die naast de basisondersteuning, extra ondersteuning nodig hebben stellen we binnen 6 weken een ontwikkelingsperspectief (OPP) op. Daarnaast heeft de school de vrije keuze om ook voor leerlingen binnen de basisondersteuning een OPP op te stellen als dat gezien de leer- en/of gedragsontwikkeling wenselijk is. We gebruiken hiervoor het door het samenwerkingsverband opgestelde format. Dit OPP wordt met ouders/verzorgers besproken. Elk OPP wordt jaarlijks twee keer geëvalueerd. Naast de persoonlijke observatie door de leerkracht en de toetsen die bij de methodes horen, nemen we in groep 3 t/m 8 de toetsen van CITO Leerling in Beeld af (Rekenen, Spelling, Begrijpend lezen, AVI en DMT).