We gebruiken het IEP leerlingvolgsysteem voor de halfjaarlijkse toetsen. IEP staat voor \"Inzicht Eigen Profiel\". We volgen de voortgang van het kind op drie gebieden: hart, hoofd en handen. Een kind is meer dan taal en rekenen. Met de IEP krijgt een kind een completer beeld van je talenten en vaardigheden. In de groepen 1 en 2 werken we met \"Onderbouwd\". Het speels, bewust en doelgericht stimuleren van de ontwikkeling van kinderen vormt de basis van Onderbouwd. Een goed doordacht leeraanbod bestaande uit tastbare, kleutereigen materialen waarmee kinderen handelend kunnen leren, zorgt voor de nodige prikkels, die een belangrijke voorwaarde vormen voor leren. Door middel van spelen kan een kind beoogde leerdoelen behalen. Het zorgt ervoor dat kleuters op een ontspannen manier kennis vergaren die zij in de volgende groepen nodig hebben om de leerstof te kunnen begrijpen. Grondbeginselen van taal, rekenen en schrijven zijn zo eenvoudig aan te leren. Een jong kind leert in fasen. In elke fase ontwikkelt een kind nieuwe dingen. Zo kunnen de meeste kinderen bijvoorbeeld pas goed leren lezen wanneer ze 6 jaar oud zijn. Het is van belang dat leerkrachten die werken met jonge kinderen kunnen denken vanuit fases en de te bereiken doelen die bij deze fases horen. Het denken vanuit doelen, die passen bij de leeftijd van het kind én het gericht stimuleren daarvan zorgt voor betere leerresultaten. In de kleutergroepen wordt gewerkt rond een thema. De leerkrachten houden in het speciale computerprogramma behorende bij Onderbouw de ontwikkelingen van de kinderen bij. In de groep 3 wordt gebruik gemaakt van Veilig Leren Lezen, de Kim-versie. Na elke Kern wordt Veilig & Vlot gelezen. De vorderingen worden geregistreerd in de leerkrachtmodule. In de groepen 5 t/m 8 wordt voor de monitoring gebruik gemaakt van de Resultatenmonitor van Malmberg. Deze methode is bij uitstek geschikt voor directe reflectie richting de leerling. Na elk thema (bij Taal en Spelling) en elk blok (bij Rekenen en Begrijpend lezen) volgt een evaluatiemoment. Bij Taal worden woordenschat en taal verkennen getoetst, bij Spelling wordt een zinnen- en een woordendictee afgenomen. Bij Rekenen en Begrijpend lezen wordt aan het eind van een blok getoetst, wat er in het voorgaande blok is aangeboden.