We streven ernaar dat iedere leerling zich ononderbroken kan ontwikkelen en ontplooien. Omdat we te maken hebben met verschillen, moet het onderwijsleerproces zo ingericht worden, dat dit ook mogelijk is. In de eerste plaats moeten de leraren daarom de leerlingen goed kennen. Daarna moeten de leerlingen goed gevolgd worden. Waar nodig volgt (extra) ondersteuning en begeleiding. Deze ondersteuning kan gericht zijn op leerlingen die wat minder kunnen, maar ook op leerlingen die wat meer kunnen. Om het ontwikkelproces te volgen, hanteren we het IEP-LVS. Nadat de toetsen van het IEP-LVS zijn afgenomen, volgt er een periode van analyseren: Leraren analyseren de gegevens op groeps- en leerling niveau. Leraren bespreken de analyses in een groepsbespreking. Leraren bepalen n.a.v. de analyses welke (extra) ondersteuning er in de komende periode moet komen op individueel - en groepsniveau. Leraren presenteren hun bevindingen aan de collega's, waarna de schoolanalyse volgt. De intern begeleider verzamelt en verwerkt de analyses en conclusies in de schoolrapportage (MijnSchoolplan), zodat er verslag gelegd wordt van de bevindingen, de analyses en de conclusies. De schoolrapportage is tevens de verantwoording naar de ouders, het bestuur en de inspectie van het onderwijs. Leerlingen met een D en E score, leerlingen die sterk terugvallen en leerlingen met een (vermoeden van) meer- en hoogbegaafdheid komen in aanmerking voor extra ondersteuning. De centrale figuur bij zorg en begeleiding is de leraar. De intern begeleider heeft een coördinerende taak.