Jenaplanschool Antonius
Achterdorpstraat 3
3772 CC Barneveld

Schoolweging

Schoolweging
28.06
Spreiding
6.02

De schoolweging van Antonius Barneveld is 28,06 , met een spreiding van 6,02 . De schoolweging en spreiding zijn in opdracht van de Inspectie van het Onderwijs door het CBS bepaald. Het CBS kijkt hierbij naar de thuissituatie van de leerlingen en drukt dit uit in een score. Hoe hoger de schoolweging, hoe complexer de leerlingenpopulatie en hoe lager de verwachte leerresultaten. Hoe hoger de spreiding, hoe groter de verschillen tussen de uitgangsposities van leerlingen. De inspectie rondt de scores lager dan 20 af naar 20 en de scores hoger dan 40 naar 40. De gemiddelde schoolweging voor alle scholen in Nederland is 29,77.

Fundamenteel niveau

Met 97.2% score voor het fundamenteel niveau presteert de school ruim boven de inspectienorm (85%) en het landelijk vergelijkingspercentage (96.4%). Dit benadrukt de effectiviteit van de basisondersteuning, passend bij het Jenaplanprincipe van 'zorg voor de basis'.

Grafiek

Grafiek laden...

Streefniveau

52.8% van de leerlingen behaalt het streefniveau, wat onder het vergelijkingspercentage (60.5%) ligt maar ruim boven de signaleringswaarde (48.6%). Dit reflecteert de balans tussen ambitie en realiteitszin binnen het adaptieve onderwijsconcept. De school tilt hiermee meer leerlingen naar hogere niveaus dan op basis van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden.

Grafiek

Grafiek laden...

Welk schooladvies kregen de leerlingen van deze school?

De adviezen tonen een sterke focus op havo (61.11%, tegen 16.07% bij vergelijkbare scholen). Het beperkte aandeel vwo-adviezen (5.56% vs. 18.61% landelijk) en relatief hoge vmbo-(g)t percentage (27.78%) passen bij een schoolweging van 28.06, waar differentiatie centraal staat in het onderwitwerp.

Grafiek

Grafiek laden...

Eindtoets Resultaten

Grafiek

Grafiek laden...

Toetsscores 2014-2015

ToetsAntonius BarneveldGemeente AmsterdamNederland
199.71

Groep 8 Toetsen 2023-2024

Score
127

Hoe gebruikt deze school tussentijdse toetsen?

Toetsgegevens zijn geen doel op zich. We verzamelen bijna dagelijks gegevens over kinderen in de vorm van observaties, methode gebonden toetsen en toetsen vanuit het LVS. Voor het LVS gebruiken wij voor groep 1-2 observatielijsten en voor groep 3 t/m 8 CITO toetsen. Wij gaan ervan uit dat observatie- en toetsgegevens een thermometer zijn van de kwaliteit van onderwijs. Op basis van deze gegevens, passen wij ons lesaanbod aan, om zo af te stemmen op de behoeften van een groep, cluster of individuele leerling. Dit doen we, omdat ieder kind recht heeft op onderwijs wat bij hem of haar past (afstemming). We maken onderscheid in methodetoetsen en niet-methodetoetsen. Methodetoetsen zijn gekoppeld aan een methode, en meten datgene wat de kinderen in de achterliggende periode aangeboden hebben gekregen. Er is een rechtstreeks verband tussen de aangeboden stof en het gevraagde in de toets. Als kinderen 80% van de opgaven goed maken, gaan we ervan uit dat de kinderen de stof ‘beheersen’. Niet-methodetoetsen vragen, naast wat in het onderwijs aan de orde is geweest, ook dingen die de kinderen misschien nog niet hebben gehad op school. We brengen door deze objectieve toetsen de ontwikkeling van de leerlingen tijdens hun hele basisschooltijd systematisch in kaart. Met al deze gegevens bij elkaar (observaties, methodetoetsen en niet-methodetoetsen) hebben we een compleet beeld over de mogelijkheden, de ontwikkeling en de onderwijsbehoeften van onze leerlingen. De resultaten worden op schoolniveau bekeken door de directeur die dit bespreekt met de IB’er. De leerkrachten maken de analyse op groepsniveau en stellen een clusterplan op. Aangezien deze score iets zegt over het gegeven onderwijs, is het belangrijk dat de leerkracht bereid en in staat is zich af te vragen of in de groep ‘het best denkbare onderwijs’ op het geanalyseerde vakgebied wordt gegeven. Daarbij speelt de vaardigheid van de leerkracht in de didactiek van het geanalyseerde vakgebied een cruciale rol. Ook de leerkrachtvaardigheden en de reflectie daarop worden daarom meegenomen in de analyse, bij het onderdeel ‘Hoe kan ik dit verklaren?’ De leerkrachten bekijken elkaars analyses tijdens bouwvergaderingen en voorzien elkaar van feedback. Zo scherpen wij onze analyses aan en leren we van elkaar. De opbrengsten worden vervolgens door de leerkrachten zelf gepresenteerd aan het hele team. De intern begeleider gebruikt bovenstaande input om de schoolanalyse te maken. Deze wordt met de directeur besproken. Er volgen groepsbesprekingen, waarin de leerkracht en de IB-er samen kijken naar de hoofdpunten uit de analyses en het clusterplan voor de komende periode.

Zitten de oud-leerlingen van deze school in het voortgezet onderwijs boven, op of onder hun schooladvies?

Grafiek

Grafiek laden...

80% van de leerlingen presteert op adviesniveau, wat ruim boven het landelijk gemiddelde (62.93%) ligt. Het percentage onder-advisering (15%) is echter hoger dan gemiddeld (11.81%), wat mogelijk samenhangt met de brede onderwijsvisie die ruimte laat voor ontwikkelingspotentieel. De boven-advisering van 5% onderstreept het maatwerk in de begeleiding.