Een gedeelte van het dagelijkse werk wordt door de leerlingen zelf nagekeken en daarna gecontroleerd door de leerkracht. Het dagelijkse werk wordt regelmatig getoetst met toetsen die bij de methoden horen. Zowel tijdens het afnemen van methode-toetsen als tijdens het maken van dagelijks werk in de klas, is de leerkracht bezig met het signaleren en het volgen van de didactische ontwikkeling van de leerlingen. Twee keer per schooljaar worden er methode-onafhankelijke toetsen afgenomen. De methode-onafhankelijke toetsen die gebruikt worden, zijn gemaakt door Cito.De uitslagen van deze toetsen worden opgeslagen in ParnasSys. De uitslagen kunnen worden vergeleken met het landelijk gemiddelde. Daarnaast wordt de individuele vaardigheidsgroei per leerling bekeken. Dit geeft ons een eerlijk beeld over de leerprestaties van de kinderen. De verrichtingen van ieder kind en de hele groep kunnen op deze manier over een langere periode gevolgd worden. In de onderbouw wordt de ontwikkeling gevolgd middels de ParnasSysleerlijnen-registratie. Zie hiervoor het ‘Borgingsdocument Onderbouw’. De resultaten van de toetsen worden door de leerkrachten intern begeleider geanalyseerd om groeps- of individuele uitval te signaleren. De uitslagen worden o.a. gebruikt voor het analyseren, evalueren en bijstellen van ons onderwijs en het al dan niet inzetten van extra ondersteuning voor leerlingen die dit nodig hebben (zie 7.3 zorgcyclus). De resultaten worden tevens vermeld in het rapport van het kind.