Binnen ons onderwijs op De Brug is oog voor verschillen. Kinderen die meer kunnen, krijgen meer uitdagende opdrachten. Kinderen die moeite met bepaalde leerstof hebben, krijgen extra instructie en/of oefenstof. Soms is het nodig het aanbod aan te passen. Het signaleren van deze behoeftes gebeurt aan de hand van observaties, methodetoetsen en/of methode onafhankelijke toetsen, zoals de IEP-toetsen. Na toetsing volgt een periode van handelen. Dit handelen staat beschreven in de dagplanning en de leerlingkaart. De leerkracht zorgt er binnen zijn klassenorganisatie voor dat er tijd is voor kinderen die extra zorg nodig hebben. In de praktijk kun je in alle groepen situaties zien waarbij de leerkracht met een klein groepje of met een individueel kind werkt. Er wordt soms ook buiten de groep extra ondersteuning geboden. Daarnaast volgen wij de ontwikkeling door middel van het IEP LeerlingVolgSysteem (LVS). Deze toetsen worden op twee momenten in elk schooljaar afgenomen in de groepen 3 tot en met 8. Het IEP-LVS gaat uit van de ontwikkeling van een individueel kind: dat betekent toetsen op het moment dat het kind daar aan toe is en een waardering van de toets gericht op de vaardigheden die een kind beheerst, niet hoe het presteert ten opzichte van een landelijk gemiddelde. Groep 1/2 wordt gevolgd met het leerlingvolgsysteem KIJK!. De leerkracht observeert de kinderen dagelijks tijdens betekenisvolle speel- en werkmomenten. De leerkracht maakt hiervan aantekeningen in Kijk! De leerkracht registreert 2x per jaar; januari en juni, op basis van de observaties, de totale ontwikkeling van elk kind (individueel rapport). In het individueel rapport kun je de vooruitgang van het kind zien door het kind te vergelijken met zichzelf (eerdere registraties) en met wat van een kind van die leeftijd verwacht mag worden. De leerkracht heeft regelmatig contact met de intern begeleider over de groep en de kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte. Hiernaast bestaat ook nog de mogelijkheid om een leerling te bespreken tijdens een Intern OT. Hierbij overlegt het team over de kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Mocht blijken dat school meer hulp nodig heeft bij de juiste ondersteuning dan is er een Ondersteuningsteam (OT). Dit OT komt ongeveer vijf keer per schooljaar bijeen. Hierbij zijn altijd aanwezig: de directeur, de groepsleerkracht, de intern begeleider, de ouders, een orthopedagoge van de Onderwijsversterkers en indien nodig een extern deskundige. Deze laatste kan zowel door school als door de ouders worden uitgenodigd. Het doel van een OT is te komen tot een gezamenlijk plan van aanpak en besluiten over de te nemen vervolgstappen om uw kind zo optimaal mogelijk te kunnen begeleiden. Er kan bijvoorbeeld besloten worden tot een onderzoek of aanvraag van een arrangement. De ‘gouden driehoek’ kind-school-ouders is hierbij van wezenlijk belang om de begeleiding zo goed mogelijk te laten verlopen. Het is fijn wanneer school en ouders op één lijn te zitten, hierdoor voelt het kind zich door beiden ondersteund en gestimuleerd.