Welke plaats hebben de tussenresultaten in het onderwijsproces en hoe worden deze gerealiseerd? Om er voor te zorgen dat alle leerlingen zo optimaal mogelijk worden begeleid, is het noodzakelijk dat er binnen de school een aantal gegevens wordt vastgelegd, zodat er niet alleen snel gekeken kan worden welke leerlingen bijvoorbeeld extra zorg nodig hebben, maar zodat we ook steeds kunnen kijken hoe we ons onderwijs kunnen optimaliseren. “Gegevens gestuurd werken” noemen we dat. Om die reden volgen we de ontwikkeling van groep 1 t/m 8, zodat we een goed beeld hebben van de onderwijsbehoeften van de kinderen. In groep 1 en 2 worden hoofdzakelijk de door observaties verzamelde gegevens vastgelegd. Vanaf groep 3 wordt er bij de vakken taal, lezen en rekenen zeer regelmatig getoetst. Ook deze gegevens worden vastgelegd zodat er snel een beeld gevormd kan worden hoe een groep presteert, maar ook hoe kinderen individueel scoren. (Extra) ondersteuning, ook van het jonge kind, vindt indien nodig snel plaats. Dit gebeurt in principe in de klas, door de leerkracht of onderwijsassistent. Per schooljaar zijn er twee toets periodes waarin de algehele ontwikkeling, spelling, technisch- en begrijpend lezen, rekenen en sociaal-emotionele ontwikkeling getoetst/bekeken worden. In de perioden januari en mei. Na deze perioden zijn ook altijd de 10-minutengesprekken gepland om de informatie met ouders en kinderen te delen. Na iedere toets periode bespreken de leerkrachten samen met de Intern Begeleider de groepsresultaten. Er wordt daarbij d.m.v. een groepsplan aandacht gegeven aan alle kinderen, met extra ondersteuning voor zwakke of zeer goede resultaten.